zaterdag 3 november 2018 / NRC /

Krant / Recensie Valley of Genius

Silicon Valley neemt het dan zelf maar op voor Silicon Valley

Adam Fisher, The Uncensored History of Silicon Valley (As Told by the Hackers, Founders, and Freaks Who Made It Boom). Twelvebooks, 2018, 494 pagina’s, 23,99 euro. ***

 

De timing is opmerkelijk. Techbedrijven als Google, Apple en Facebook liggen zwaar onder vuur en de afgelopen jaren verscheen de ene na de andere publicatie over de ontwrichtende maatschappelijke gevolgen van technologie. En dan is daar opeens Valley of Genius. The Uncensored History of Silicon Valley (As Told by the Hackers, Founders, and Freaks Who Made It Boom), een vuistdik boek dat het opneemt voor Silicon Valley, de regio in Californië waar de invloedrijke Amerikaanse techbedrijven grotendeels gevestigd zijn.

 

Ook opmerkelijk is de aanpak. Journalist Adam Fisher, die in de regio opgroeide, maakte van Valley of Genius een ‘oral history’-project: hij laat belangrijke momenten uit de geschiedenis van Silicon Valley navertellen door mensen die erbij waren. Hiervoor interviewde hij meer dan tweehonderd betrokkenen, van CEO’s tot secretaresses. Van mensen die hij niet kon spreken, zoals wijlen Apple-oprichter Steve Jobs, gebruikte hij fragmenten uit eerder gepubliceerde interviews. Hij verzamelde naar eigen zeggen 10 miljoen woorden aan transcripten – een boekenkast vol – die hij terugbracht tot een boek van bijna 500 pagina’s.

 

Fisher heeft de interviews opgeknipt in losse citaten, die hij aaneenrijgt om belangrijke momenten uit de geschiedenis van Silicon Valley na te vertellen vanuit verschillende perspectieven. Hij geeft nauwelijks context of duiding: met de citatenassemblage wil hij ‘verdwijnen’ als auteur, schrijft hij in zijn summiere inleiding, zodat de lezer de verhalen „ongefilterd en ongecensureerd, straight from the horse’s mouth” tot zich kan nemen.

 

De aanpak is gedurfd. Fisher werkte meer dan vier jaar aan het boek; aan een lokale krant vertelde hij dat hij zijn huis moest verkopen om het te financieren. Alle moeite ten spijt, het resultaat valt tegen. Aanvankelijk heb je als lezer de neiging om steeds in het uitgebreide personaliaoverzicht achterin het boek op te zoeken wie wat zegt, om te begrijpen wat zijn of haar rol in het verhaal is. Al snel blijkt dat onbegonnen werk en kom je erachter dat je de opeenvolgende citaten beter als een lopend verhaal kunt lezen – het went, maar blijft gekunsteld voelen.


Bovendien: ‘ongefilterde’ geschiedenis bestaat natuurlijk niet. Fisher heeft de citaten geselecteerd en in een volgorde gezet. Daarbij heeft hij keuzes gemaakt. Zo wordt de beginperiode van Silicon Valley overgeslagen. We leren niets over de jaren 50, 60 en 70, waarin de siliciumchip opmarcheerde in Silicon Valley – de grondstof waar de regio zijn naam aan dankt. Genegeerd wordt ook de recente geschiedenis van Silicon Valley, met de stormachtige opkomst van deelplatforms als Airbnb en Uber en het elektrische-autobedrijf Tesla van de beroemde ondernemer Elon Musk.

 

Nerdcultuur van Silicon Valley
Fisher heeft een sterke voorkeur voor anekdotes over wat hij de ‘nerdcultuur’ van de regio noemt. Hij schetst een beeld van Silicon Valley als een gebied vol creatieve nerds en hackende hippies, die weinig ophebben met conventies en gedreven zijn door liefde voor technologie en de drang om iets nieuws te maken. Niet geheel toevallig valt zijn visie samen met de mythe van ‘geniale scheppers’ die techies graag over zichzelf vertellen.

 

Het leidt tot het herkauwen van bekende verhalen. Een jonge Steve Jobs die met drugs experimenteert en blootsvoets probeert investeringen binnen te halen. Gamebedrijf Atari dat zo snel groeit dat werknemers een gat in de muur maken om een leegstaand aangrenzend gebouw bij hun werkplaats te voegen. Google-oprichter Larry Page die over de Stanfordcampus rolschaatst, het alternatieve Burning Man-festival bezoekt en sollicitatiegesprekken voert terwijl hij op een skippybal zit. De vroege dagen van Facebook, die worden omschreven als een „ongoing beer pong party” (een drankspel dat tafeltennis en bier combineert) waar een twintigjarige Mark Zuckerberg de hele tijd ‘Domination!’ roept.

 

Het zijn smakelijke jongensboekavonturen, maar ze maken niet inzichtelijk waarom juist déze regio uitgroeide tot verzamelplaats van de waardevolste en invloedrijkste bedrijven ter wereld. Om dat te begrijpen moet je in de wereld van het geld duiken, in het bijzonder de rol van durfkapitaal en de specifieke start-upcultuur die deze manier van financiering met zich meebrengt.


Fisher besteedt hier weinig aandacht aan. „In het Silicon Valley dat ik ken gaan de verhalen bijna nooit over geld, maar over verzet, heroïek en strijd, het verlangen om iets uit het niets te scheppen en het lef dat daarvoor nodig is”, schrijft hij in zijn inleiding. Hij laat geen investeerders aan het woord – terwijl die enorme invloed hebben gehad op de ontwikkeling van het gebied – en schetst een negatief beeld van ‘MBA-types’ die naar Silicon Valley komen om snel rijk te worden. Zijn desinteresse voor het economische verhaal van Silicon Valley staat een effectief begrip van de regio in de weg.

 

De meerwaarde van het boek is dan ook vooral dat het laat zien hoe mensen in Silicon Valley naar zichzelf kijken. De aanpak via oral history leidt misschien niet tot een complete of ‘ongecensureerde’ weergave van de geschiedenis, maar geeft wel inzicht in de mythes en legendes die mensen elkaar in deze regio vertellen.

 

Valley of Genius is niet hét naslagwerk over Silicon Valley. Door de bijzondere aanpak is het een interessante aanvulling op meer traditionele pogingen tot geschiedschrijving van het gebied, zoals het vorig jaar verschenen Troublemakers. Silicon Valley’s Coming of Age (Simon & Schuster, 2017), van de aan Stanford verbonden historica Leslie Berlin. Het kan ook gelezen worden naast het meer polemische The Know-It-Alls. The Rise of Silicon Valley as a Political Powerhouse and Social Wrecking Ball (New Press, 2017) van Noam Cohen, dat juist de rol van durfkapitaal in Silicon Valley onderzoekt.

 

Meerdere boeken lezen over dit onderwerp kan geen kwaad: de opkomst van de techindustrie gaat samen met de grootste maatschappelijke transformatie sinds de industriële revolutie, en daar is het laatste woord nog niet over gezegd.